Chantal schrijft | Mijn persoonlijke blog

Thuis

Hersenspinsels aflevering 7: Naar huis

Ik lig sinds woensdag in het ziekenhuis en nog altijd hebben de artsen geen idee waardoor ik op mijn 38e een hersenbloeding heb gehad. Mijn vaten zien er normaal uit, mijn bloeddruk is laag, er is geen trombose of tumor aangetroffen. Uit de eerste bloedonderzoeken komt ook niets geks. Zij tasten in het duister en ik lééf sinds woensdag in het duister. Althans, zo voelt het. De hersenbloeding, de angst, het ongeloof, het verdriet, de uitvaart van mijn schoonvader, het is een regelrechte nachtmerrie. En dat in de eerste dagen van het nieuwe jaar. Dagen die normaal in het teken staan van goede voornemens, een frisse start en nieuwe energie.

Het is inmiddels vrijdag en ik kan totaal niet overzien wat me nog te wachten staat. Ik heb inmiddels 4 verschillende neurologen (in opleiding) gezien. Gister liet een van hen me op de röntgenfoto’s zien waar de bloeding zit om te benadrukken (en me enigszins gerust te stellen) dat het om een relatief kleine bloeding gaat. Ik keek ernaar alsof het niet mijn hersenen waren met dat onheilspellende witte streepje daar onderin op de foto. Hij legde uit dat ze uitgebreide bloedonderzoeken gaan doen om zeker te weten dat er geen stollingsziektes zijn en dat ze nog een MRI willen maken. Ik blijf dus nog wel even hier. ‘Zeker tot na het weekend’, zei hij. Volgens de, nogal chagrijnige, verpleegster vanmorgen word ik vandaag weer overgeplaatst naar het Franciscus. Het zal wel, denk ik.

Veters strikken

Na mijn avontuur onder de douche vanmorgen en de uitvaart vanmiddag probeer ik wat te slapen. Als ik net een beetje ben ingedommeld, staan er opeens twee vrouwelijke artsen naast mijn bed. Ze stellen zich voor. Het blijken de fysiotherapeut en de revalidatiearts te zijn. Ze verontschuldigen zich als ze me vragen om voor de zoveelste keer te vertellen wat er met me gebeurd is. Ze vragen me om uit bed te komen en een aantal testjes te doen. Ik moet mijn schoenen zelf aantrekken en mijn veters strikken. Opeens bekruipt me een angstig gevoel dat ik dat misschien niet meer kan. Gelukkig gaat het net zo vanzelf als altijd en ik slaak stiekem een zucht van verlichting. Net als wanneer ik op één been moet gaan staan. Alles draait nog steeds en ik kan niet goed focussen. Ik ben er van overtuigd dat ik mijn evenwicht niet kan houden, maar als ik eenmaal sta, gebeurt er niets geks. Ik loop aan de hand van de fysio naar de gang en bij de liften moet ik alleen de trap op en af. Het voelt alsof ik de Mount Everest ongetraind en dronken moet beklimmen. Na afloop sta ik te tollen op mijn benen, maar het is wel gelukt.

Met de revalidatiearts bespreek ik mijn klachten en dan neemt zij het woord om uit te leggen wat het revalidatietraject gaat inhouden. Als ze vertelt dat je zo’n twaalf maanden nodig hebt, slaat mijn hoofd op hol. Wordt dát 2023? Ga ik me een heel jaar zo voelen als nu? Hoe moet dat in godsnaam thuis? En wat betekent dat voor werk? Van binnen raak ik compleet in paniek, maar van buiten doe ik heel begripvol en knik ik maar een beetje alsof ik goed begrijp wat dit betekent.

Naar huis

Als ze weg zijn, kruip ik uitgeput in bed. Maar niet voor lang, want daar is de volgende arts al weer. De neuroloog valt meteen met de deur in huis: ‘Je bent stabiel en de testjes gingen zo goed vandaag, je mag naar huis.’ Ik schrik me helemaal te pletter. NAAR HUIS?!? Ben je gek? Ik heb een hersenbloeding gehad, dat is ernstig en nu moet ik hier weg? Zonder dat ik weet waar dat monster in m’n kop vandaan is gekomen? Ik dacht het niet!

De neuroloog legt rustig uit dat ze nu even niets voor me kunnen betekenen en dat het verdere herstel thuis veel sneller zal gaan. De bloeding is onder controle en de onderzoeken die ze nog willen doen, kunnen pas als mijn lichaam het bloed heeft opgeruimd. Ik mag altijd bellen en bij twijfel mag dat meteen naar ‘honderdtwaalf’. Hij is Vlaams en ondanks de angst, twijfel en zorgen moet ik een beetje grinniken. We besluiten samen dat ik vannacht nog blijf, want Jasper is met de familie nog in het uitvaartcentrum. Niet de meest prettige dag om thuis te komen…

De volgende ochtend stap ik zelf onder de douche, ik kleed me aan en vind ergens de energie om een beetje make-up op te smeren. Het is zoiets gewoons, het maakt dat ik me weer een piepklein beetje mezelf voel. Ik stuur enthousiast een selfie naar het thuisfront ‘dat het zo nog wat lijkt’, terwijl ik van binnen duizend doden sterf om het ziekenhuis te verlaten. Wat als er thuis iets gebeurd? Om 10:00 uur is Jasper er. We bedanken de verpleging, ik strompel aan Jaspers arm naar de lift en stap in de auto. Dit voelt zó onbeschrijfelijk raar. 

Gigantische drempel

Als we de straat in rijden, schiet m’n hartslag omhoog. Ik stap uit de auto, Jasper houdt de voordeur open. Hoewel ik niet kan wachten om de kinderen te zien, voelt het alsof de drempel die ik over moet onbeschrijfelijk hoog is. Alles is hier hetzelfde, maar in mijn hoofd is alles anders. In mijn hoofd is het oorlog, alles voelt zwaar en donker. Ik klaag meteen over de gigantisch stinkende lelies, die ik al veel eerder had weg moeten gooien en ik erger me aan de rommel die overal slingert. Waarschijnlijk mijn manier om grip te krijgen op een totaal onoverzichtelijke situatie. Het zakt pas als ik de kinderen een knuffel geef en de hond me, ietwat hysterisch, komt begroeten. 

Na een half uur ben ik doodop en brengt Jasper me naar bed. Als ik schoon en warm in mijn eigen bed lig, huil ik zo lang en hard, dat ik me afvraag of er daarna nog tranen over zijn. Alles van de afgelopen dagen komt eruit. Ik laat me even helemaal gaan en val dan uitgeput in slaap. ‘Thuis’ gaf nooit zo’n onbestemd gevoel als vandaag…

DELEN:
Facebook
Twitter
WhatsApp
Email

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Andere verhalen